Professor Bill Reddin (1930 - 1999) verrichtte baanbrekend werk bij de ontwikkeling van een praktijkgeoriënteerde leiderschapstheorie. Hij ontwikkelde een eenvoudige manier om vast te stellen wat de eisen zijn die aan een manager worden gesteld. Volgens Reddin is er geen ideale stijl en heeft een manager maar één doel, namelijk effectief zijn. Hij doorbrak het patroon van de ‘ideale stijl’ en durfde te stellen dat die niet bestond.

output geen input
Hoe je de dingen doet is minder bepalend dan wat je ermee bereikt. Het gaat om output en niet om input. Toevallig, wat Bill Reddin beschrijft aan leiderschapstijlen beschrijven jaren later Rob Goffee en Gareth Jones in hun Double S-cube ofwel het karakter van de organisatie. Reddin’s model borduurt voort op twee leiderschapsdimensies zoals die voorkomen in het model van de Ohio State University. Ook hij gebruikt de termen ‘taak- en relatie’, oftewel X en Y. Vervolgens brengt hij daarin de derde dimensie aan (vandaar 3D model). Deze derde dimensie noemt hij de ‘effectiviteit’, oftewel Z. Hij tekent zijn model als een kubus. 
Reddin identificeerde vier meer effectieve managerstijlen en vier corresponderende minder effectieve managerstijlen. Een manager die een hoge mate van taakgerichtheid en een lage mate van relatiegerichtheid toepast, waar dat ook door de situatie verlangd wordt, noemen we Doorzetter, terwijl een manager die die stijl toepast in een situatie die niet om die stijl vraagt een Doordouwer wordt genoemd. Het idee dat iemand een situatie kan beoordelen en identificeren welk gedrag in die situatie het meest geschikt is en dat vervolgens wil toepassen is de theoretische doorbraak met het 3D model. Het verbindt de mate van effectiviteit aan de meest geschikte toepassing van elk van deze stijlen. De uitdaging is effectief te zijn in de leiderschapsstijl die je kiest en daarna diverse stijlen te leren beheersen. Dan kun je wisselen van stijl om je doel te bereiken.
Reddin onderscheidt vier stijlsoorten met elk twee gezichten (doeltreffend of niet). Elke stijlstoort gedraagt zich anders wat betreft communicatie, besluitvorming, samenwerking en denken over macht. Elk van de vier stijlen kan succesvol zijn en resultaten geven, maar heeft ook een niet effectieve variant. Hou je vast aan je voorkeursgedrag, of hou je vast aan je doel? Welk korte termijn voordeel levert het op om niet effectief gedrag te laten zien? En welk lange termijn verlies geeft dit? Is je ego ondergeschikt aan je doel en kun je variëren met gedrag. Dan rest nog het juist inschatten van situaties. Welk gedrag is constructief en welk ook niet.
- Effectief is het kunnen en willen variëren met gedrag in functie van het doel.
- Niet effectief is het vasthouden aan gedrag in plaats van het doel.